U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
Wolf en wolvennet
Sinds 2014 is de wolf in Nederland een wettelijk beschermde inheemse diersoort.
Honderdzestig jaar eerder dacht men daar heel anders over. Het doden van wolven was ‘een algemeen belang voor mens en dier’. In de Jachtwet van 1852 werd daarom een premieregeling opgenomen. Elke dode vrouwtjeswolf levert dertig gulden op en elk gedood mannetje twintig gulden. De wolf was toen overigens al bijna uitgestorven. Bij de behandeling van die Jachtwet meldde het Tweede Kamerlid Van Dam van Isselt dat in die jaren nog ‘wel eens aan de grensprovincien, bijv. in de omstreken van Nijmegen[…] zich een wolf vertoont’.
In de regio Nijmegen was in 1815 nog uitgebreid op wolven gejaagd. Twee wolven hadden bij Boxmeer 120 schapen afgeslacht. De gouverneur van Noord-Brabant liet op 20 september 1815 een grote wolvenjacht organiseren in het land van Cuijk. De mannen tussen de 18 en 45 jaar moesten zich om vijf uur ’s morgens verzamelen. Om zes uur startte de jacht. Op niet verschijnen stond een boete. Het voetvolk dreef de wolf op in de richting van jagers die hem vervolgens probeerden te doden.
Om de wolf in het nauw te drijven joeg men ze op naar een grote rivier, tegen een ondoordringbaar struikgewas of in een groot net dat als een fuik tussen de bomen gespannen was. In het land van Cuijk waren dergelijke netten sinds de zeventiende eeuw in gebruik. Buiten het jachtseizoen lagen ze op de zolders van openbare gebouwen in Boxmeer en Cuijk.
Het Nederlands Openluchtmuseum heeft een wolvennet uit Cuijk in de collectie. Het is gemaakt van geknoopt touw, 44 meter lang en 1,5 meter hoog. De mazen zijn 10 bij 10 centimeter. De Gemeente Cuijk had zes netten op de stadhuiszolder. Mits even groot, dan kon daarmee een fuik gemaakt worden met twee zijden van bijna 135 meter lengte.
Anderhalve meter hoog is, ook volgens de huidige wetenschap, voldoende hoog om een wolf tegen te houden. In Duitsland beschermt men in onze tijd schapen met –deels visuele- barrières van die hoogte.
En mensen? Lopen die gevaar? Wolvenkenners beweren van niet. De wolf zou banger zijn voor een mens dan een mens voor een wolf.
Maar als je de berichten uit de omgeving van Roermond leest uit 1810 – 1811, dan denk je er toch anders over. Binnen één jaar worden negen kinderen gedood en grotendeels opgegeten door wolven. Ze zijn tussen de 3 en 14 jaar oud. Er volgen beschrijvingen als: ‘om 11 uur [is] een meisje van 11 à 12 jaar door een wolf [..] gegrepen en vrijwel volledig verslonden. Er is niets teruggevonden dan de ingewanden, een paar schoenen, een stuk van haar rok en een flard van haar hemd.’ Zeven andere kinderen worden aangevallen maar overleven met verwondingen. Er wordt een enorme drijfjacht georganiseerd met 4.000 drijvers, 550 schutters en 5 gendarmes. Over netten wordt niet gerept.
Je kunt een wolf ook vangen met een metalen val. Het Nederlands Openluchtmuseum heeft een ‘wolvenklem’, afkomstig uit Drenthe. In achttiende-eeuwse jachtliteratuur kom je dergelijke klemmen al tegen, maar de klem uit de museumcollectie ziet er industrieel negentiende-eeuws uit. Toen waren er in Drenthe al geen wolven meer; de laatste werd er gemeld in 1780. Bovendien is de klem wat klein in vergelijking met de klemmen die in een jachtcatalogus voor de wolvenvangst worden aanbevolen. Waarschijnlijk is de ‘wolvenklem’ in gebruik geweest voor vossen, otters of dassen.