U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
Het verhaal van Guus Hoogewoud
'In Ermelo zong ik bij het Shantykoor Ermeluiden. Daar sloot vier jaar terug Johan Crooy aan als nieuw lid. Hij zat hier in het museum ‘bij de tram’. Dat interesseerde me wel. Ik ben een keer met hem meegegaan en niet meer weggegaan.'
Guus Hoogewoud (70 jaar) kun je kennen als de zingende trambestuurder. Wie ben je eigenlijk, Guus?
Van oorsprong ben ik Amsterdammer. Tot bijna twee jaar geleden woonden we in Ermelo maar dat werd helemaal volgebouwd met appartementencomplexen en huizen. Dat werd ons te druk. Friesland, daar kwam ik al als kleine jongen, dat is blijven trekken en zeker de meren waar ik graag op vaar. Daar vonden we het huis dat we zochten, in Oude Bildtzijl, 20 kilometer boven Leeuwarden. Alles gelijkvloers, heel vrij, uitzicht aan alle kanten, de zilte zeelucht... Maar wel 180 kilometer van Arnhem. Die afstand rijd ik dus een à twee keer per week.
Als een kindje jarig is, dan zingen we ‘lang zal ze leven’. Midwinterhoornblazers mogen in de tram ook blazen. Al dat soort dingen vind ik leuk- en de bezoekers ook. Daar heb ik die twee keer honderdtachtig kilometer per dag graag voor over!
Ik heb in de kranten-business gewerkt, ben huisman geweest, heb allerlei ondersteunende taken op een school gedaan en ondertussen ook 50 jaar van alles bij de scouting. Dat ik nu, na mijn pensioen, dit mag doen; ik vind het fantastisch. We hebben een leuke ploeg, goede saamhorigheid, de collegialiteit is geweldig! ‘Boven’, in ons tramlokaal, de oude hoofdingang, is het altijd gezellig- nooit boze gezichten. Je gaat steeds met plezier naar (je werk op) de tram.
Als trambestuurder concentreer ik me op het rijden. Maar zodra ik bij een halte sta, maak ik graag een praatje. Soms komt er heel gezelschap binnen. ‘Bent u er allemaal?’ En dan zing ik wel eens op de Luizenmoeder-melodie: ‘hallo allemaal, wat fijn dat u er bent, u mag met de tram mee, het kost u geen cent’. Iedereen zingt gelijk mee. Een koor dat gaat optreden in het Zeeuwse kerkje laat ik graag alvast een lied zingen in de tram. Of als een kindje jarig is, dan zingen we ‘lang zal ze leven’. Midwinterhoornblazers mogen in de tram ook blazen. Al dat soort dingen vind ik leuk- en de bezoekers ook. Daar heb ik die twee keer honderdtachtig kilometer per dag graag voor over!
Als trambestuurder is veiligheid het allerbelangrijkste. Zo'n tram weegt leeg rond de 18 ton. Met aanhanger erbij rijd je met 30 ton rond. Ik heb al meerdere keren een noodstop moeten maken. Dan loopt er iemand op de baan waar je dat helemaal niet verwacht. Bij de bierbrouwerij en huiskamercafé De Goede Moordenaar (Brabants café Budel) rijden we sowieso altijd stapvoets, daar is het onoverzichtelijk. Een Brabantse, nachtelijke dronkenlap onder de tram, zoals het verhaal gaat, zo'n ‘Goede Moordenaar’ willen wij natuurlijk niet zijn.
Al een paar keer heb ik meegemaakt dat iemand als laatste wens had om nog eens in ons museum met de
tram mee te mogen rijden. Die komt dan met de ambulance, liggend op een brancard, brancard in de tram, via de loopplank, ambulancebroeders erbij, familieleden ook. Heel ontroerend.
Er was hier eens een man uit Amsterdam op bezoek, die werkte bij de GVB (Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam). Hij had op de tram gereden, lijn 16, lijn 2 en lijn 1. Daar had ik als kind ook wel in gezeten. Misschien had ik wel bij hem in de tram gezeten. Bij het uitstappen vroeg hij mijn adres en hij stuurde me een stropdas en een dasspeld van de GVB. Leuk hè?
Als het niet al te druk is zeg ik wel eens tegen een kind: ‘kan jij goed stampen? Dan mag jij straks even hier komen als we wegrijden en dan mag jij op de bel stampen als we vertrekken. Dat moet je twee keer doen, dan kunnen we rijden, maar eerst wachten tot de conducteur gefloten heeft.’ Kind helemaal blij. Vaders willen dat eigenlijk ook weleens. Daar hebben we nu een arrangement voor: zelf een tram besturen. Al een paar keer heb ik meegemaakt dat iemand als laatste wens had om nog eens in ons museum met de
tram mee te mogen rijden. Die komt dan met de ambulance, liggend op een brancard, brancard in de tram, via de loopplank, ambulancebroeders erbij, familieleden ook. Heel ontroerend. Het is toch geweldig dat ook dát hier mogelijk is.