Hoe een kappersbezoek van Evert Root leidde tot knipkunstwerken
Meer dan 250 knipkunstwerkjes in de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum zijn van de Amsterdamse knipkunstenaar Evert Root (1897-1981). Na zijn dood werden ze geschonken aan het museum. De variatie aan onderwerpen is groot: van bijbelverhalen tot sprookjes, landschappen, naakte figuren, portretten en alledaagse taferelen. In 1974 vertelde Root in een kranteninterview: ‘Je moet het zo zien: ik teken eigenlijk met m’n schaartjes. Alles wat ik zie of gezien heb, kan ik knippen. Paardjes en olifantjes knip ik zo “uit m’n bolleboossie”.’ Root had geen favoriete onderwerpen: ‘Ik knip vaak wat gevraagd wordt, al knip ik wel graag “uit de oude tijd”. Kinderen en mannen met klompen aan, een petroleumventer achter z’n karretje…’
Een rare, ware geschiedenis?
De productieve knipkunstenaar schreef soms bij de knipwerken een verhaaltje op rijm of een korte beschrijving. Interessant is een handgeschreven verhaal in een schoolschrift met een grauwgroene omslag. Het verhaal telt acht volgeschreven bladzijden ruitjespapier en is geïllustreerd met acht knipwerken. De titel van het verhaal luidt: ‘Een bezoek aan Groningen, één (raren) waren? geschiedenis.’ Wie het tamelijk onooglijke schriftje opent, wordt nu wel nieuwsgierig. Het verhaal beschrijft een gebeurtenis die het voorgaande jaar plaatsvond. Op hun trouwdag in juni 1952 vertrokken Evert Root en Carolina Johanne Root-Jonker voor ‘een reisje om de zuiderzee’: van Amsterdam naar Enkhuizen, Stavoren, Leeuwarden en ten slotte naar het ‘hogen noorden’ om ‘verre familie van mijn nieuwe vrouw te bezoeken’ in de stad Groningen.
Root beschrijft hun ervaringen en geeft zijn mening. Zijn grammatica verraadt dat hij een beperkt aantal jaren lager onderwijs volgde, maar zijn vertelwijze is aantrekkelijk. In eerste instantie lijkt het een beschrijving van de huwelijksreis, maar dat blijkt slechts een opmaat naar het bedoelde ‘rare, mogelijk ware’ verhaal. Terwijl Carolina nieuwe kousen ging kopen, zou Evert zijn stoppelbaard laten wegscheren bij een oude kapperszaak aan de Grote Markt, vlak bij de bekende Martinikerk.
De kapper vertelt
En dan komt het: ‘Toen de kapper meende klaar te zijn, verzocht ik hem mijn haar op te maken en de hals uit te scheren. Toen begon hij voor mij zoo twijfelachtig verhaal, wat mij zoo lang heeft bezich gehouden’, over de periode dat Nederland door keizer Napoleon Bonaparte bij Frankrijk was ingelijfd. Toen stond vlak bij de kapperszaak ‘het schafot, waar vele misdadigers van het hoofd ontdaan werden. Elken veroordeelde moest eerst de hals uitgekimt en geschoren worden. De scherprechter rekende na de terechtstellingen zelf met mijn overgrootvader af. Hij streek voor iederen kop 10 centen op. De Fransen en ook de Hollanders die met hen heulden, waren trotse mannen die vaak valse pruiken dragen welken veel geld kosten en overgrootvaders beurs terdegen spekten.’ Na het vertrek van de Fransen zou de voorvader van de kapper het beulszwaard gekocht hebben, dat anno 1952 een prominente plaats aan de wand in de kapperszaak had. Ook kon hij het pand kopen. Evert schrijft: ‘Een beetje onzeker, ging ik zwetend het trapje af. En was blijde weer op het markplein te staan. De Martinitoren speelde “Het paard van ome Loek is dood”.’ Daarna wordt de reisbeschrijving niet meer vervolgd: het hoge woord is eruit.
Verwant aan dit schrift zijn vijf knipsels en twee volgeschreven papiervellen met daarin grotendeels hetzelfde verhaal, met andere details. Waarschijnlijk vertrouwde Root kort na de belevenis het verhaal aan het papier toe, dat hij een jaar later in het schrift uitwerkte, aandikte en van illustraties voorzag. Van vijf knipwerken in het schrift is een variant of een identiek exemplaar bewaard gebleven. De teksten die Root met balpen onder de losse knipsels schreef, zijn langer dan die in het schrift en enkele zijn op rijm. Daardoor staan de knipwerken ook op zichzelf en kon Root ze afzonderlijk verkopen.
Inge Schriemer
Conservator Ontwikkeling, Zingeving en Ontspanning