Door Heemsteedse handen: het archief van handschoenenfirma Laimböck
Onlangs heeft het Nederlands Openluchtmuseum zich over een bijzondere verzameling objecten ontfermd: het archief van handschoenenfabriek Laimböck. Voor velen verwijst deze naam naar deftige speciaalzaken met begeerlijke etalages uit vervlogen tijden. Het handschoenenmerk Laimböck ging echter ‘pas’ in 2016 ter ziele. Daarna heeft het merk een bescheiden online doorstart gemaakt. Wat maakt deze firma zo bijzonder voor de Nederlandse mode- en werkgeschiedenis?
Van Tirol naar Heemstede
De familie Laimböck kwam oorspronkelijk uit Oostenrijk, uit het Tiroolse Zillertal, befaamd om zijn vakkundige handschoenenmakers. Generaties lang trokken deze makers rond langs kermis of jaarmarkt om handschoenen, lederhosen en bretels aan de man te brengen. Het zachte gemzenleer, waarvan in de Alpen genoeg voorhanden was, raakte ook geliefd bij een groeiende adellijke clientèle in Oostenrijk en daarbuiten.
Vanaf 1870 werd ook Nederland aantrekkelijk voor de handschoenenkramen van de Laimböcks. In een groeiende badplaats als Scheveningen waren genoeg mondaine gasten voor wie handschoenen onmisbare accessoires in hun garderobe waren. Zij flaneerden door de winkelgalerij naast het Kurhaus, waar het in 1877 geopende ‘Tiroler Handschoenenmagazijn’ al gauw een succes werd. Vooral de glanzende glacéhandschoenen van eersteklas geitenleer werden een begrip. In 1882 volgde een winkel in de Amsterdamse Kalverstraat, met een wasserij en een reparatie-atelier. Vervolgens werden in Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Nijmegen en Haarlem winkels geopend.
Zelf maken
Johann Laimböck was in de leer in de Kalverstraat, maar had meer interesse in het opzetten van een eigen handschoenenproductie. In 1933 begon hij in Heemstede een handschoenenatelier vanuit zijn garage. Vanaf 1946 breidde het bedrijf uit door de productie te verplaatsen naar het landhuis Groot Berkenrode, waar al gauw 150 werknemers in dienst waren. Daarnaast namen zo’n 600 thuisnaaisters de afwerking voor hun rekening. Dit zorgde voor grote werkgelegenheid onder de Heemstedenaren. Het hele proces van huid tot handschoen was uitgebreid en precies werk: denk aan ontwerpen, looien, snijden, verven, stansen, breien, stikken, dresseren (met warmte de laatste rek uit het leer halen), keuren en verzenden naar de winkels. Nieuw personeel kreeg dan ook een degelijke interne opleiding. Belangrijkste vereiste volgens alle wervingsadvertenties was dat sollicitanten van rooms-katholieke huize moesten zijn. Jongens werden veelal opgeleid tot coupeur, terwijl meisjes vooral de naaiateliers bevolkten waar werd gestikt, gestanst en gedecoreerd. Zij werkten gescheiden, maar de foto’s van het personeel in het archief vertellen het verhaal van saamhorigheid, goed werkgeverschap en gezelligheid.
Tijden veranderen
In de jaren vijftig en zestig gingen veel mensen niet zonder hoed of handschoenen de straat op. Er was inmiddels een grote markt voor klein lederwaren, voor de fijnproevers af te stemmen met de rest van hun kleding. Ook deed men in de decembermaand graag een paar handschoenen cadeau. Handschoenen waren in feite de sokken van toen: niet bijster origineel maar ze kwamen altijd van pas. Met de komst van synthetische tricotstoffen kwamen er ook goedkopere alternatieven op de markt. Laimböck hield evenwel vast aan goede kwaliteit leersoorten in alle denkbare modellen en kleuren, en aan de vakkundige afwerking en service die ze al eeuwenlang boden.
Diverse maatschappelijke veranderingen zorgden voor het inzakken van de handschoenenverkoop. Men ging minder naar de kerk, de mode werd langzamerhand informeler, etiquetteregels golden minder strikt. De opkomst van de auto, waarin warm en comfortabel werd gereisd, bleek eveneens funest. Daarbij namen de loonkosten alsmaar toe, aanleiding om in de jaren tachtig de handschoenenproductie uiteindelijk definitief naar het buitenland te verplaatsen.
“Kou is handel, kou is goed”, stond er boven een artikel uit 1990 in dagblad Trouw. Koude vrouwenhanden bleken van oudsher goed voor de verkoop, al beklaagde de toenmalige directeur Ruud Laimböck zich in het artikel over het feit dat de laatste drie winters van de jaren tachtig zo zacht waren. Een voorbode van klimaatverandering, op allerlei gebied. Verbreding van het assortiment met tassen, koffertjes en sjaals konden het uiteindelijke verdwijnen van de ambachtelijke handschoenfabricage uit Nederland niet afwenden.
Vastleggen
Het Laimböck-archief vertelt een bijzonder deel van de werk- en leerfabricagegeschiedenis, aangezien Laimböck de eerste - en lange tijd de enige - handschoenenfabriek in Nederland was. De ontelbare staaltjes leer, onvoltooide proefmodellen en de vele soorten handschoenen geven een interessant beeld van het vakmanschap dat een firma als Laimböck zijn clientèle bood. De beschrijving van het veelzijdige archief is inmiddels van start gegaan. Dat we dit kunnen doen met de bezielende toelichting van oud-directeur Ruud Laimböck en zijn echtgenote Vera, die beiden de geschiedenis van dit familiebedrijf een zeer warm hart toedragen, maakt het des te bijzonder.
Rosalie Sloof
Conservator Modekleding