Een sieraad voor de bijenstal
Terwijl ik dit schrijf ‘roert maart zijn staart’, maar het kan bijna niet anders of ergens in deze maand gaat de dagtemperatuur boven de 10 graden uitkomen. En dat is het moment dat de bijen weer gaan vliegen! Op naar een nieuw seizoen vol heerlijke bloesem en goudgele honing.
Vandaag de dag wonen de meeste bijenvolken in bouwpakketwoningen: houten kasten met losse elementen die keurig op elkaar passen: een bodem, een broedkamer, een of meer honingkamers en daarbovenop een deksel. Er hangen losse ramen in waarin de bijen hun raten bouwen. Allemaal op standaardformaat dus fijn uitwisselbaar. De doorzonwoningen van bijenland.
De bijenkast, ontwikkeld in de 19e eeuw, heeft de aloude gevlochten bijenkorf grotendeels verdrongen. Zo rond de Tweede Wereldoorlog begint de beroepsmatige korfteelt op zijn einde te lopen. De uit roggestro gevlochten bijenkorf kon je in heel Europa aantreffen. Het was een goedkope en praktische behuizing. Korven vlechten was winterwerk. Aan het eind van de zomer zorgde je voor voldoende voorraad stro en vlechtband om in de wintermaanden nieuwe korven te vlechten.
Vlechtband maak je als volgt: als de zomer afgelopen is, knip je zo lang mogelijke braamstengels af, liefst zonder zijtakken. Vervolgens gebruik je een kribbelrasp: als je de stengel door een gaatje trekt, springen de doorns eraf. Daarna splijt je de stengel voorzichtig in drieën of vieren met behulp van een splijthoutje. Dan heb je ‘braamspleut’, dat een maandje moet drogen.
Als vulmateriaal wordt vaak roggestro gebruikt. Voor je gaat vlechten leg je de braamspleut een uurtje in het water. Met braamspleut begin je vervolgens bosjes roggestro in de goede vorm te dwingen. Deze techniek wordt spiraalvlechten genoemd: een bundel stro wordt ononderbroken spiraalsgewijs op elkaar gelegd en met braamspleut vastgebonden. Een vlechthoutje helpt om steeds op de juiste plek een opening te maken.
De korf blijft van de onderkant open, zo kan de imker erbij. Om de korf stevigheid te geven en de bijen te helpen om nette raten te bouwen, worden er spijlen doorheen gestoken, met een diameter van 1 centimeter. In een korf bevestigen de bijen hun raten aan de korfwanden.
Zodra het tijd was om de honing te oogsten, werd het volk vanouds vaak gedood of ‘geslacht’ met behulp van een zwavellap. Rond 1900 komt het ‘afstoten’ in zwang: de imker zet de volle korf stevig vast op een omgekeerde lege korf. Door te schudden valt het volk in de nieuwe korf en kan daar opnieuw beginnen met bouwen. Uit de oude korf worden de raten geoogst. De schoongemaakte korf kan vervolgens opnieuw gebruikt worden, net zolang tot hij op is.
Tegenwoordig is de bijenkorf een zeldzaamheid aan het worden. Maar de edele kunst van het korfvlechten wordt nog altijd overgedragen. Imkerverenigingen spelen hier een cruciale rol in. Want zeg nou zelf: zo’n zelfgevlochten korf is een sieraad voor elke bijenstal.
Hubert Slings
Wetenschappelijk medewerker