De zee geeft, de zee neemt
In 1421 werd het zuidwesten van ons land getroffen door een enorme overstroming. De dorpen in de Grote Waard nabij Dordrecht werden door het water verzwolgen of onbewoonbaar. De storm die wij kennen als de Sint-Elisabethsvloed heeft zelfs ons landschap blijvend veranderd; want waar vroeger werd gewoond en geakkerd vind je nu de Biesbosch.
Op het schilderij zie je een panorama van de Grote Waard, de harmonie wordt door de dijkdoorbraak rechtsboven verstoord. Het is de eerste afbeelding van een watersnoodramp, het werd aan het einde van vijftiende eeuw geschilderd. Tussen de ramp en het schilderen zit ongeveer zeventig jaar. De schilder baseerde zijn schilderij waarschijnlijk niet op het verslag van een ooggetuige, maar eerder op dat van kinderen of kleinkinderen. Ondanks dat er behoorlijk veel tijd tussen zit, kennen wij nu ook nog de verhalen van de Watersnoodramp van 1953. Waarschijnlijk werd er eind vijftiende eeuw nog gesproken over toen, is dit schilderij een samenraapsel van verhalen en herinneringen.
De schilder heeft niet alleen aandacht voor de omgeving en de vluchtende mensen, je ziet ook de spullen die men op de vlucht bij zich had. Is dat omdat deze spullen iets vertellen over de mensen die ooit de Grote Waard bewoonden of omdat de nazaten uit de eerste hand hierover hadden gehoord, en wat kunnen we daarvan herkennen op het schilderij?
Het verhaal van de Sint-Elisabethsvloed van 1421 staat niet op zichzelf, het water maakt al eeuwen slachtoffers. Zo liggen langs onze kust meer dan honderd dorpen onder water. Van deze zogenaamde ‘verdronken dorpen’ zijn er vele bekend, maar nog altijd worden er ‘nieuwe’ ontdekt.
De dorpen in het gebied van de Grote Waard werden onbewoonbaar of gingen in de vloed verloren. Van de dorpen op het schilderij in het Rijksmuseum kennen we de plaatsnamen en vaak ook hun huidige locatie. Van bijvoorbeeld het dorpje Broek, waar op het schilderij de dijk doorbreekt (afb. 2), weten wij dat het nu op de bodem van het Hollands Diep ligt.
Net als nu, werd de Nederlands kust ook in de vijftiende eeuw beschermd met dijken. Het water werd buitengehouden, de dijken gecontroleerd en als het goed was onderhouden door de lokale overheid.
Achter de dijken in de Grote Waard woonden boeren en op het ontwaterde veen werd geakkerd. Uit bodemonderzoek in de omgeving blijkt dat men vaak meerdere graansoorten verbouwde en bijvoorbeeld ook peulvruchten teelde. De boerenbedrijven hielden daarnaast verschillende soorten dieren. Ook op het schilderij zie je runderen, schapen en varkens (afb. 3). die hebben alle drie hun eigen kwaliteiten; runderen leven voornamelijk van grassen, schapen konden het korte gras eten dat het rund had achtergelaten en varkens waren als wroeters goed bestand tegen het natte veen.
Men moet er hebben gevist en er werden vogels gevangen, het vlas of hennep kon worden bewerkt en er werd ook turf gewonnen. Er werd ook buitendijks, waar de zee vrij spel had, turf afgegraven, om zout te kunnen winnen. Dit gebeurde in het geval van Broek - waar de noodlottige dijkdoorbrak op het schilderij plaatsvindt - zelfs tot aan de dijk. Dit leverde veel geld op, maar ondermijnde de dijken. Hoewel de boeren klaagden over het gebrekkige onderhoud en het winnen van turf langs de dijken, was de overheid niet in staat hier tegen op te treden.
Toen de storm en de vloed van 1421 kwamen opzetten, werden sommige dorpen direct verzwolgen. Elders was het water minder levensbedreigend, maar werd wel de grond ernstig aangetast door het zoute water. Het land leverde er te weinig op en men moest alsnog verhuizen.
De boten op het schilderij banen zich een weg tussen dorpen en veengronden naar de voorgrond van het schilderij. Naarmate de mensen dichterbij komen, is de kunstenaar die soms moeite heeft met de schaal, beter in staat om de meegenomen spullen af te beelden.
In de boten liggen grote zakken, ook in het midden komt iemand aangelopen met een zak op de rug (afb. 3), het is mogelijk de opbrengst van het land. Ook zien we dat men kisten bij zich heeft. De kist was in de late middeleeuwen een belangrijk meubel, het kon worden gebruikt om iets op te bergen, om er op te zitten en in dit geval voor transport.
Naast het vee en de kisten vallen de drie kookpotten op. Een man heeft er twee onder de schouder, de ander is net uit de boot geladen (afb. 3). In de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum bewaren wij kookpotten van hetzelfde model (afb. 4). Het gaat waarschijnlijk om bronzen kookpotten, ze werden ook wel van aardewerk gemaakt. Ze konden boven het vuur worden opgehangen of op hun pootjes in het vuur geplaatst. Eet- en drinkgerei worden op dit schilderij niet afgebeeld.
Het vee, de kisten en de potten worden op de wal op de voorgrond uitgeladen. Hun reis zit er op dit schilderij op. Maar, het kunstwerk in het Rijksmuseum bestaat echter uit meerdere delen: de stad Dordrecht, waar het schilderij is gemaakt en waar de overlevenden werden opgevangen, verschijnt op het linkerdeel (afb. 5).
De weg op de voorgrond van het schilderij (afb. 5) loopt richting de stadspoort van Dordrecht, duidelijk de grootste en voornaamste stad in de regio. Op weg naar de stad zien we een man met een mes om zijn middel. In de vijftiende eeuw was het gebruikelijk dat je je eigen mes bij je had, om mee te pronken en natuurlijk om het eten mee te snijden.
In de kisten kunnen we ons voorstellen dat je je meest kostbare bezittingen bij je had, maar wellicht ook alledaags gebruiksgoed, om een nieuw leven op te bouwen. Op het rechterpaneel hebben we de kookpotten al gezien, wellicht had men in de kisten ook eet- en drinkgerei opgeborgen. Op de afbeelding hieronder zie je zulk drinkgerei, het is een Jacobakan (afb. 6), in de vijftiende eeuw was dit alledaags gebruiksgoed. Overlevenden moeten deze kannen gekend hebben of in bezit hebben gehad. Ze worden nog altijd bij opgravingen aangetroffen, ook in het gebied van de Grote Waard.
Het bord zoals wij dat kennen werd nog niet gebruikt. Je sneed op en at van ronde of rechthoekige snijplankjes, genaamd teljoren (afb. 7). Doorgaans vervaardigd van hout of in dit geval van tin. Dit exemplaar werd aangetroffen bij een opgraving in Delft en bevindt zich nu met de jacobakan in de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum.
Het besproken linker- en het rechterpaneel (afb. 1 en 5) kun je tegenwoordig in het Rijksmuseum bewonderen, maar ze stonden ooit in een kerk in Dordrecht. Het was een altaarstuk, je kwam er om te bidden en kon je in dit geval ook richten tot de heilige Elisabeth van Hongarije. De vloed vond namelijk plaats op of rond haar naamdag. Men moet de vloed en de vlucht zo herinnert hebben, of het op een dinsdag of een woensdag was vergeet je in de loop der jaren. Een naamdag is de dag waarop een heilige wordt herdacht, meestal op hun sterfdag.
Op bijzondere momenten, zoals een naamdag, konden de buitenpanelen (de twee hierboven) open en verschenen de binnenpanelen (afb. 8). Op de binnenpanelen zie je scenes uit het leven van de heilige Elisabeth; haar huwelijksfeest (afb. 9, hier zie je teljoren vergelijkbaar met afb. 7), hoe zij zieken verzorgt en op de achtergrond zie je wederom Dordrecht. De heilige is belangrijk voor de schilder en opdrachtgever(s), maar de stad die de overlevende van de vloed opving ook.
De buitenpanelen bieden een zeldzaam inkijkje in het dagelijks leven van gewone mensen in een tijd waarin vooral de adel geportretteerd werd. Op de schilderijen worden bovendien algemene gebruiksvoorwerpen afgebeeld. Zulke tastbare voorwerpen kunnen in de herinnering een belangrijke rol spelen of zelfs iconen worden voor een bepaalde gebeurtenis, of het nou 1421 is of 1953. Misschien heb je in jouw familie ook een voorwerp dat zo´n verhaal vertelt.
Herinneringen houden wij levend door te vertellen, als het kan gebruiken wij beeldmateriaal en richten we monumenten op. De meest alledaagse voorwerpen kunnen een verhaal vertellen en een belangrijke rol spelen in een herinnering. Wat wij belangrijk vinden en ons bindt, koesteren we en geven we door aan volgende generaties. Wij doen dat nu met de camera of telefoon, de nazaten van de overlevenden van de Grote Waard met dit schilderij.
Tim Smeets
Conservator Nederlands Openluchtmuseum
Dit vind je misschien ook leuk
-
Nederland Waterland
Al eeuwenlang weten Nederlanders hoe ze zich tegen water moeten beschermen. Vroeger bouwden mensen terpen om op te wonen, daarna kwamen de dijken en molens en nog later gemalen en deltawerken om ons land en zichzelf te beschermen.
-
Water: vriend óf vijand?
Podcast: Kleine geschiedenis, grote verhalen
Vanuit de opkamer van Herberg de Hanekamp maken we 'Kleine geschiedenis, grote verhalen': een podcastserie van het Nederlands Openluchtmuseum. Met schrijvers en wetenschappers duiken we in het verleden en met medewerkers van het Openluchtmuseum bespreken we bijzondere collectiestukken uit het park én het depot en nemen we een kijkje achter de voordeur van de mensen die vroeger leefden.
-
Het verhaal van Ada Meurs
In onze videoserie ‘Het verhaal van’ ontdek je wat de presentatoren van het Nederlands Openluchtmuseum zo leuk en uniek vinden aan hun werk.