U moet Javascript inschakelen om deze website te bezoeken.
U probeert deze website te bezoeken via Internet Explorer.
Deze website ondersteunt Internet Explorer niet.
Vanaf 2019 adviseert Microsoft aan Windowsgebruikers om te stoppen met het gebruik van Internet Explorer als standaard webbrowser.
Overweeg om één van de volgende gratis browsers te downloaden op uw Windowscomputer:
Wij hopen u gauw te mogen verwelkomen op Openluchtmuseum.nl!
Avontuurlijk kamperen
Veel Nederlanders brengen de zomer van 2020 én 2021 in eigen land door. Velen zullen kampeerspullen tevoorschijn halen, of ze zelfs nieuw aanschaffen. Hoe ging dat vroeger?
Tachtig jaar geleden was kamperen in opkomst. In de natuur, want campings waren er nauwelijks. Het gezin Van Dam vatte in 1936 het plan op om in de zomer te kamperen op de Veluwe. Ze behoorden tot de voorlopers in Nederland. Pas vanaf 1960 werd het, door de toegenomen welvaart, gebruikelijker dat gezinnen op vakantie gingen.
Er moest in 1936 heel wat georganiseerd worden voor het zover was. De familie Van Dam uit Aerdenhout had nooit gekampeerd en moest een complete kampeeruitrusting aanschaffen. Op 1 maart legden Sophie en Johanna ieder 35 gulden spaargeld in. Vader Paul deed daar 40 gulden bij. Samen togen ze op 25 maart per trein naar Amsterdam, om in kampeerwinkel Carl Denig een degelijke dubbeldakstent te kopen voor 104 gulden. De vakantiepot werd in de maanden daarna af en toe aangevuld, waarna nieuwe onderdelen voor de kampeeruitrusting aangekocht werden. Ook moeder legde een bedrag bij. Op 20 april kochten ze onder andere veldbedden, kussens en een opvouwbare wateremmer van 10 liter. Op 16 juli betaalden ze de plaatselijke smid voor een fietsaanhanger en een grote kist. Ten slotte kochten ze eetgerei. In totaal kostte de kampeeruitrusting ruim 250 gulden.
Op zaterdag 8 augustus was het zover: het gezin vertrok ’s morgens vroeg op de fiets naar Epe. Foto’s laten iets zien van deze allereerste kampeervakantie.
Op een foto uit het familiealbum staan beide dochters bij de herenfiets met de aanhangwagen, klaar voor vertrek. Aan de bagagedrager is een canvas tas gebonden. Over de volgepakte kar is een dekzeil gespannen. Paul van Dam berekende van tevoren dat het wagentje met de kist en de kampeerspullen bij elkaar 98 kilo wogen!
Een andere foto toont vader en dochters aan een broodmaaltijd. De omgekeerde transportkist dient als tafel. Veldbedden fungeren als ondergrond om op te zitten. Op de tafel staan een aluminium pan en kunststof borden en bekers. Op het deksel van de transportkist, tevens dienblad, staat het kampeerkooktoestel dat op petroleum werkt. Vader heeft een mes en een brood in zijn handen. Het meisje rechts houdt een besmeerde boterham vast en geeft het mes aan haar zus.
De kampeervakantie duurde acht dagen. Op zaterdagavond 15 augustus kwamen ze weer thuis. In september berekende Paul dat ze tijdens hun vakantie ruim 80 gulden besteedden. Bovendien kochten ze voor 15 gulden aan cadeautjes en voor 2,20 gulden aan kaarten.
Het kamperen beviel goed, want tot ver in de jaren 1960 werd de kampeeruitrusting door de gezinsleden gebruikt. Kwamen er vriendjes logeren, dan sliepen ze geregeld in een tent in de grote tuin van hun huis. Zoon Wim ging als jongvolwassene graag op fietsvakantie, waarbij hij gebruik maakte van dezelfde kampeerspullen. Zo fietste hij in augustus 1953 met schoolvriend Hans naar Duitsland.
Vanaf het eind van de jaren zestig belandde de kampeeruitzet op zolder, totdat Wim van Dam in februari 2007 de complete kampeeruitrusting en bijbehorende documentatie aan het Nederlands Openluchtmuseum schonk. Dit is een bijzondere aanwinst voor het museum, omdat deze vrijwel complete set een representatief beeld geeft van hoe Nederlanders kampeerden tussen ongeveer 1930 en 1970.
Inge Schriemer
Conservator Ontwikkeling, Zingeving en Ontspanning