Het verhaal van Henk van Halteren
Er zijn er maar weinig meer van, échte scheepsbouwers. Henk van Halteren, werkzaam op de scheepswerf in het Nederlands Openluchtmuseum, is er één. Een scheepsbouwer in hart en nieren. Je kunt hem vaak vinden op de Scheepswerf uit Marken. Wie ben je eigenlijk, Henk?
Ik ben in Spakenburg geboren, als jongste van een gezin met 12 kinderen, uit een voorgeslacht van vissers. Gevist werd er met botters, hét vissersschip van de voormalige Zuiderzee. Er waren hier vroeger meer dan 200 botters, alleen al in Spakenburg. Op mijn 19de, na de MTS, ging ik op de werf van Nieuwboer, mijn schoonvader, werken. Er werd toen al nauwelijks meer gevist en helemaal niet meer met botters. De botter moest als cultureel erfgoed herontdekt worden. Dat is uiteindelijk gelukt.
Spakenburg is nog steeds een authentiek vissersdorp. Er liggen hier zo'n 30 botters in de haven.
In totaal heb ik 38 jaar op de werf gewerkt. In 1991 heb ik ‘m samen met mijn vrouw overgenomen. Wij waren de 7de generatie sinds 1829. Het ambacht is hier altijd van generatie op generatie overgeleverd. De botters worden ook nu nog echt puur op het oog gebouwd. Zonder tekeningen, alleen gebruikmakend van mallen. Die mallen dateren van ca. 1840. Hier wordt wel met elektrisch gereedschap gewerkt, in tegenstelling tot bij het Openluchtmuseum. Daar werken we alleen met handgereedschap. Dat is erg leuk om te doen. Het is niet moeilijker, maar wel tijdrovender en commercieel gezien natuurlijk onhaalbaar (want onbetaalbaar).
Spakenburg is nog steeds een authentiek vissersdorp. Er liggen hier zo'n 30 botters in de haven. We hebben onze traditionele klederdracht. Op de jaarlijkse Visserijdag loopt hier alles rond in die dracht; mijn vrouw, ikzelf en onze (klein-) kinderen ook. In Marken heb je dat met Pinksteren. Dit dorp is verder bekend om de sterk rivaliserende voetbalclubs Spakenburg en IJsselmeervogels. ‘De roden tegen de blauwen.’ Bij de derby staat het hele dorp op zijn kop. En Peter Koelewijn komt hiervandaan, de ouders van Wim Kok, de voorouders van Elvis Presley...
Er komen veel bezoekers op de werf. Ze zien actie, we zijn echt iets aan het maken, er is geluid, ze ruiken teer en zaagsel, dat is beleving.
Zo'n 5 jaar geleden konden we de werf overdoen aan één van onze personeelsleden. In die periode werd ik getipt door een klant, die zei dat ze bij het Openluchtmuseum iemand zochten om de werf weer wat nieuw leven in te blazen. Toen dacht ik: ‘je bent 58 jaar, je hebt heel bijzonder werk gedaan in je leven en nu komt er een plek vrij die maar door een paar mensen in Nederland kan worden opgevuld’. En zo ben ik hier gekomen. 2 jaar later kwam Maik Overbosch erbij en aan hem heb ik een geweldige collega. Wij zijn op de Marker scheepswerf in staat om samen met de vrijwilligers nieuwe schepen te bouwen - met handgereedschap. Ik vind het niveau van scheepsbouwen hier echt hoog, dat beseft niet iedereen.
Er komen veel bezoekers op de werf. Ze zien actie, we zijn echt iets aan het maken, er is geluid, ze ruiken teer en zaagsel, dat is beleving. Hier in het museum ontmoet je ook veel nazaten van vissers uit Volendam, Vlaardingen, Scheveningen, Katwijk, Urk. Veel Spaken-burgers zijn hier al op bezoek geweest. Die vinden het wel mooi dat hun ‘Henk van de Helling’ hier nu werkt. Mijn opa was visser in Vlaardingen, met loggers op de Noordzee. 9 maanden onafgebroken op zee. Van hem heb ik veel indrukwekkende verhalen gehoord. Met de kleinkinderen van zijn Vlaardinger stuurman hebben we nu nog steeds contact.
Die boten die hier liggen, dat kan ik met trots zeggen aan de bezoekers, zijn helemaal hier gebouwd, uitsluitend met handgereedschap. De kenners verbazen zich daarover, 'dat dat nog kan'.
In de winter zijn we hier planken aan het krombranden, dat spreekt enorm tot de verbeelding. Je maakt dan een plank aan één kant vast in een branderstelling. Aan de andere kant hangen gewichten. Aan het eind maar ook dwars uit want er moet eveneens een tordering in. En dat doe je dan met een vuur met bossen riet. Zo heb ik dat vroeger ook nog gedaan.
Mijn botter ligt nu in het museum op de werf. Die hoort daar te liggen, zo'n botter. We bouwen hier onze schepen met hulp van de houtzaagmolen hier tegenover en de smid. Hier gebeurt het allemaal, als een soort ambachtsdorp. Die boten die hier liggen, dat kan ik met trots zeggen aan de bezoekers, zijn helemaal hier gebouwd, uitsluitend met handgereedschap. De kenners verbazen zich daarover, ‘dat dat nog kan’.
Ons ideaal is dat dit ambacht behouden blijft voor de toekomst. Dat later heel scheepsbouwend Nederland hier in het museum - en nergens anders - kan zien en beleven hoe dat vroeger ging.