3 november 1944
Tijdens de evacuatie woonden drie jonge mannen in het Openluchtmuseum die in het verzet werkzaam waren: Anton Zwiers, (25-01-1901), Ben Toledo (23-04-1922) en Joh. Bertus Steinfort (09-06-1920). Op 3 november werd Zwiers gefusilleerd bij de molen. Joh. B. Steinfort beschreef de gebeurtenis uitgebreid.
Dit zijn de woorden van Joh. B. Steinfort, één van de evacués die tijdens of na het verblijf in het museum een dagboek bijhield. In deze reeks delen we bijzondere dagboekfragmenten. Ze nemen je mee terug in de tijd en geven een inkijkje in deze bijzondere periode.
"2 november, donderdag voormiddag. Wij zijn alle drie goed gehumeurd. Antons vader en zijn zuster Coba zijn voor het eerst bij ons op bezoek geweest en kwamen met paard en wagen. Hun doel was door te rijden naar Arnhem om nog wat huisraad op te halen. Ze waren nauwelijks onderweg of hun ‘ausweis’ (identiteitsbewijs, red.) werd afgenomen. Ze kwamen dus onverrichter zake terug en vertrokken in de namiddag weer naar Beekbergen. Voor ze vertrokken, hebben we samen met Jansz, Antons verloofde, nog wat gebak genuttigd.
Die avond werd Anton benoemd tot voedselcommissaris van het kamp met 700 mensen. Ben en ik zouden hem daarbij helpen. Ons andere werk hoefde hieronder niet te lijden en kregen we ook weer de gelegenheid om in de stad te komen. We praatten nog wat na. Vlakbij ons lagen de 221 kabeldossiers van de PTT en een hoeveelheid voedsel. We stonden vroeg op, want we hadden plannen voor die dag. Anton ging om acht uur naar beneden naar ons huisje, bij de Zaanse huisjes, om de kachel vast aan te maken. Ik ging ook naar beneden, naar het houten huisje naast de molen om een plasje te doen.
Op dat moment kwam schreeuwend een groep soldaten van de Hollandse SS het kamp binnenstormen. Ze riepen wat naar Anton, maar deze hoorde dat niet en hij liep door. Hij werd gewaarschuwd door een man die daar liep en stond stil. De soldaten schoten in de lucht en vroegen om zijn papieren. Ze namen zijn persoonsbewijs af, daarna ook zijn portemonnee en tenslotte moest hij mee naar de ingang van het kamp. Vanuit het toilethuisje kon ik alles volgen. Ik ging snel naar boven en lichtte Ben in. Alle spullen die ons in de problemen konden brengen, werden snel weggestopt, ook de oranje banden en een bajonet.
Even later kwam een Hollandse SS-officier naar boven, gevolgd door een soldaat met geweer in de aanslag. Ik werd direct gefouilleerd op wapens. Ik had een brandweerpak aan en Duitse laarzen. Hij vond een klein dolkmes en vroeg wat ik daarmee deed. Ik zei dat ik dat gebruikte voor het snijden van tabak. Over de laarzen zei ik dat ik die bij het ziekenhuis had gevonden. Ik moest naar beneden. Ik talmde, de officier zocht verder en rolde een handdoek uit, waaruit aan mijn zijde een oranje band hing, doch dit zag hij niet. Hij vroeg mij of ik die man daarbuiten goed kende en ik antwoordde dat onze relatie nog niet lang was. Ook vroeg hij wat ik hier deed, ik zei dat ik voor de PTT werkte. Aan Ben vroeg hij hetzelfde, daar hij bij de politie werkte.
Hij gaf opdracht dat wij boven moesten blijven en vertrok naar beneden. Anton werd meegenomen en is onderweg door een van de soldaten met een aantal schoten in de rug, doodgeschoten. Iemand kwam dit ons vertellen. In die tijd dat de soldaten weg waren hebben we alle verdachte spullen tussen de balken van de molen weggestopt. Mijn aantekeningen stopte ik tussen de kabeldossiers. Het was goed dat de soldaten niet naar de derde verdieping waren gegaan, want daar hingen een paar parachutes die de kinderen beneden gevonden hadden en een paar Engelse couranten.
Wij zijn naar beneden gegaan, Ben ging naar ons huisje met Jansz Talen, de verloofde van Anton. Nico, de broer van Anton heeft het lijk overgebracht naar het ziekenzaaltje in de Zaanse huisjes.
Ben ging naar Anton kijken, ik volgde hem met dokter Nieveen. We werden door iemand gewaarschuwd dat het hele kamp was afgesloten en dat alle mannen zouden worden opgepakt. Ik ging terug naar de molen om te waarschuwen en we besloten om direct per fiets te vertrekken via de achterzijde van het kamp."
Alle woorden van...
-
Een blijde gebeurtenis
De woorden van...
Mevrouw Van der Kallen-Meddens schreef op 10 maart 1945: 'Verslag evacuatie op het Nederlands Openluchtmuseum'. "Toen we 28 september naar het Openluchtmuseum vertrokken, dachten we stellig binnen enkele dagen weer terug te zijn. We namen de kinderwagen mee met wat levensmiddelen, enige kleding, onze fietsen en dekens. Diezelfde dag haalden we twee matrassen. Het Openluchtmuseum was toen leeg, op enkele Duitsers na. In de Limburgse boerderij stonden twee militaire keukens, met paardenvolk, samen een twintig man."
-
3 november 1944
De woorden van...
Tijdens de evacuatie woonden drie jonge mannen in het Openluchtmuseum die in het verzet werkzaam waren: Anton Zwiers, (25-01-1901), Ben Toledo (23-04-1922) en Joh. Bertus Steinfort (09-06-1920). Op 3 november werd Zwiers gefusilleerd bij de molen. Joh. B. Steinfort beschreef de gebeurtenis uitgebreid.
-
Het Sinterklaasfeest in 1944
De woorden van...
Als hoogtepunt voor de ongeveer 150 overgebleven evacués na 3 november werd er een gemeenschappelijk Sint Nicolaasfeest georganiseerd, waarbij dokter Nieveen als Sinterklaas fungeerde.
-
Het verzet in het kamp
De woorden van...
In de Delftse stenen molen woonden drie jonge mannen die in het verzet werkzaam waren. Naast de op 3 november 1944 gefusilleerde Anton Zwiers, (25-01-1901) waren dat Ben Toledo (23-04-1922) en Joh. Bertus Steinfort (09-06-1920). Deze laatste heeft later zijn verblijf op het openluchtmuseum op schrift gesteld.
-
Dilemma's van directeuren in oorlogstijd
De woorden van...
Siebe Jan Bouma werd in 1942 directeur van het Nederlands Openluchtmuseum. Hij woonde met zijn gezin in de woning naast de wasserij. Toen op zondag 24 september 1944 de mededeling kwam dat heel Arnhem ontruimd moest worden, besloot hij zo lang mogelijk op het museum te blijven. Niettemin hield hij wel rekening met de mogelijkheid te zijner tijd te moeten vertrekken.
-
De kerstgedachte in oorlogstijd
De woorden van...
Na de razzia en de moord op Anton Zwiers op 3 november moeten de evacués het kamp verlaten. Uiteindelijk mogen er - na bemiddeling van dokter Nieveen - rond de tachtig mensen blijven; vooral ouderen, zwakken en “zieken”. Ook de gezinnen van mannen die voor de Wehrmacht werken, mogen blijven. Net als de drie zwangere vrouwen die later in het ziekenzaaltje - ingericht in het Goedjaarshuis - bevallen. Uiteindelijk groeit het aantal evacués tot 150, waarvan de meesten worden ondergebracht in de tentoonstellingsgebouwen.